Smakkelaarsveld

In Nieuws door HBReageer op dit artikel

De footprint van het Smakkelaarsveld-gebouw is groot. Vergelijk het met TV of het Entreegebouw van HC.

De footprint van het Smakkelaarsveld-gebouw is best groot, vergelijkbaar met TV of het Entreegebouw van HC.

In de blijdschap dat er voor Smakkelaarsveld een partner is gevonden, is er een beetje kort door de bocht gecommuniceerd, zo blijkt. Het Utrechtse Jebber trekt nu aan de bel. Ze wijzen er nadrukkelijk op dat ze “mogelijke verhuurder van de geplande starterswoningen op Smakkelaarsveld” zijn. NB het woord “mogelijke” – of het koop dan wel verhuur wordt is nog niet bepaald, het zal van de markt afhangen. De projectontwikkelaar is Vorm Holding, zoals aangekondigd. We hebben dit in onze berichtgeving aangepast.

Nu we het er toch over hebben, plaatsen we in de doorlees de reactie van Jos Stelling op het nieuws. Hij mengt zich al jaren in de discussie over de wenselijkheid van bieb++. We zijn zo vrij geweest de tekst integraal van zijn FB over te nemen. Het biedt veel stof tot nadenken. Net zoals de bibliotheekwereld in een transitie zit, is dat met de filmwereld weinig anders. En de gemeente dreigt, met de beste bedoelingen, een stoorfactor van jewelste te worden. Enfin, je kent de discussie wel. Check de doorlees.

Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.
Artplex: duur, overbodig, ongewis en concurrentievervalsing.

De filmwereld bereidt zich voor op nieuwe tijden en nieuwe distributiekanalen. Vanwege het internet worden films steeds vaker wereldwijd met een groot aantal kopieën in een keer uitgebracht. De looptijd van filmreleases wordt steeds korter en ook in Utrecht is een film soms in drie theaters te zien: het ijzer moet immers gesmeed worden als het heet is. Nu zijn er al dagelijks tientallen films te zien op de tv (op steeds grotere en betere flatscreens). De digitale ontwikkelingen kennen blijkbaar geen beperkingen. Het internet geeft onbeperkte mogelijkheden om een grote verscheidenheid aan films (fictie en documentaires) te downloaden (on demand). Het idee uit de jaren zestig/ zeventig filmhuizen te subsidiëren om de spreiding van de betere film te waarborgen is definitief voorbij.

De televisie is steeds meer een logisch en serieus distributiekanaal voor films geworden. De toenemende kwaliteit en populariteit van televisieseries, gemaakt door belangrijke filmmakers, geeft ook een duidelijk signaal.

Een van de negatieve effecten van het internet en het thuis film consumeren, is dat mensen vereenzamen en de maatschappij verindividualiseert. In de filosofie van Springhaver en het Louis Hartlooper Complex (LHC) liggen daar echter de kansen. De behoefte van mensen om elkaar te ontmoeten wordt groter (zie het succes van festivals) en dus is het collectief kijken naar een film veel meer een alibi geworden, dan een doel op zich. Dat de horeca en ook (culturele) activiteiten een cruciale rol hierbij spelen is evident. Om de gast van het filmtheater centraal te stellen is een soort ondernemerschap nodig dat nogal verschilt van het zogenaamde “cultuur-management” dat zich nu eenmaal liever op de overheid richt (logisch) dan op de gast, met alle gevolgen van dien. Zo is het horecagedeelte van ’t Hoogt inmiddels verpacht, terwijl het voor het LHC 60% van de inkomsten vormt.

Om het Artplex te rechtvaardigen gebruikt ’t Hoogt het argument dat Utrecht op de zevende plaats in Nederland staat qua bioscoopbezoek. Dit is een onjuiste voorstelling van zaken. Wat betreft de arthouses staat Utrecht op de tweede plaats (na Amsterdam). Het uitstellen van een geplande nieuwbouw is de oorzaak van de Utrechtse achterstand. Met de aangekondigde bouw van tenminste een Multiplex door Wolff Bioscopen met maar liefst 18 zalen (waarvan 4 bestemd voor arthouse-films) is dit probleem opgelost. De negatieve consequenties voor de dichtbij gelegen gemeentebioscoop (Artplex) zullen, hopen wij, in het Artplex-businessplan worden meegenomen.

Wij zijn nieuwsgierig naar dat businessplan. Vorige edities waren zo slecht onderbouwd en vederlicht dat ‘het cultuurmanagement’ daar de handen vol aan zal hebben. Bij jaarlijks 150.000 verkochte tickets speelt men quitte, maar aantallen van 200.000 en 250.000 worden ook realistisch genoemd. Nu betaalt de Gemeente Utrecht aan ’t Hoogt al € 10,- tot € 15,- voor elk verkocht kaartje. Het LHC verkoopt tussen de 100.000 en 140.000 tickets, Springhaver 50.000 en ’t Hoogt tussen de 35.000 en 50.000. Leuk voor de gemiddelde Utrechter te weten dat Springhaver en het LHC geen subsidie krijgen en het gerucht dat ooit het politiebureau voor € 1,- zou zijn gekocht is verzonnen en dus onjuist. Interessant is ook om de culturele activiteiten tussen het LHC en ’t Hoogt te vergelijken en te weten dat het LHC in 2012 € 40.000,- uit beperkte eigen middelen heeft geïnvesteerd in extra culturele activiteiten.

Alle in Nederland uitgebrachte films worden in Utrecht vertoond. Omdat het LHC en Springhaver ook nu al graag films die in ’t Hoogt te zien zijn willen vertonen is er feitelijk al jaren sprake van concurrentie (en irritatie). Dit alles zal de gemiddelde Utrechtse filmhuisbezoeker een zorg zijn en dus is dit schrijven meer gericht aan hen die ons politiek vertegenwoordigen. Mocht het Artplex doorgaan zal het perse films moeten vertonen die nu vertoond worden in de niet-gesubsidieerde filmtheaters, dus niet enkel meer de zogenaamde ‘kleine kwetsbare’ film (…). Dit betekent, gezien de directe of indirecte subsidie/steun die ’t Hoogt/ Artplex van de Gemeente Utrecht ontvangt, concurrentievervalsing die onder andere het voortbestaan van het LHC en Springhaver ernstig in gevaar brengt: een logische, simpele conclusie. Dus zullen we alles doen een Artplex-besluit juridisch aan te vechten. Het LHC is het resultaat van een bepaalde culturele ondernemingsgeest en grote betrokkenheid bij alles wat de stad Utrecht betreft. Dankzij vrijwilligers, veel strijd en inventiviteit houden we in met name het LHC het hoofd boven water.

Maar geen gezeur, wat zou mogelijk en logisch zijn? Bij een gehoopte samenwerking tussen ’t Hoogt, het LHC en Springhaver is er een betere onderhandelingspositie met betrekking tot distributeurs en kan er efficiënter worden gewerkt t.a.v. publiciteit, inkoop, service, internet etc.. Denkend aan de Filmstad Utrecht is er straks een fraai Wolff-Multiplex bij het station (18 zalen) en wellicht nog een op de A2 (8 zalen). Juist dan leent zich de oude binnenstad (Utrechtse huiskamer) voor een nieuwe arthouse locatie, die minder geldverslindend en megalomaan is. Gedacht kan worden aan de noordelijke binnenstad, Wolvenplein, Bemuurde Weerd, of het oude bioscoop-monument ‘City’ dat op de buitengevel na wel wat zou moeten worden verbouwd. Analoog aan het LHC zou het plaats moeten bieden aan horeca (terras) en minimaal 4 zalen. Zo zou het ’t Hoogt zich moeten terugtrekken uit de reguliere filmvertoning en zich moeten specialiseren in filmgerelateerde projecten (festivals, tentoonstellingen, lezingen, themavoorstellingen) en daarbij gebruik kunnen maken van bestaande locaties (incl. het Muziekpaleis). De uit noodzaak geboren opheffing van het succesvolle Latin American Film Festival en Utrecht over Utrecht zouden zo voorkomen worden, er zou evenwichtiger met subsidiegelden kunnen worden omgegaan door het daar te besteden waar het zinnig en nodig is. Als het Artplex niet doorgaat, hetgeen ons, gezien de financiële situatie, de risico’s en de oneigenlijke concurrentie waarschijnlijk en logisch lijkt, blijft ook het Nederlands Film Festival behouden voor de binnenstad (goed/leuk ook voor het Muziekpaleis, waarin straks ook weer trouwens veel mogelijkheden zijn en zo ook nog eens een concurrent van het artplex zou kunnen worden).

Op grond van dit soort nieuwe en constructieve ideeën wil ik graag meedenken en me hiervoor inzetten.
Jos Stelling

Reageer