Welstand over fietsflat

In Nieuws door HBReageer op dit artikel

Stalling Den Haag CS

Een maand geleden was er gedonderjaag over of de fietsflat op het stationsplein er nu wel of niet democratisch gaat komen. 6 juli is de Welstandscommissie bijeen geweest om het ontwerp te bekijken. Uit de toelichting blijkt dat deze fietsflat nog steeds de voorkeur geniet boven een oplossing onder het nieuw te bouwen verhoogde plein. De supervisoren hebben met het plan ingestemd.
Dit vindt de Welstandscommissie ervan en we citeren uit de notulen.

Stationsplein – Voorlopig ontwerp fietsparkeergebouw
Aanvraag : ProRail
Ontwerp: Benthem & Crouwel Architecten
De heer Smits van de afdeling Stedenbouw licht toe dat er twijfels zijn gerezen over het functioneren van de eerder geplande zogenoemde fietsflat; fietsers cirkelen omhoog en raken zo steeds verder van de stationshal en de perrons verwijderd. In het kader van de conceptstudie naar het Stationsplein Oost wordt onderzocht of een fietsparkeervoorziening (met een capaciteit van ruim 12.000 plaatsen) onder het plein is te realiseren. Partijen besluiten hierover, wanneer de financiële en verkeerskundige consequenties duidelijk zijn. Vooralsnog wordt het voorliggend fietsparkeergebouw dan ook als voorkeursvariant beschouwd. Supervisoren hebben met de planopzet ingestemd.

Architect Van der Molen licht het plan toe. In het Stationsgebied worden in totaal 22.000 stationgerelateerde fietsparkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 9.000 in het fietsparkeergebouw aan de centrumzijde van het station, tussen de OV-terminal en de Rabobrug. Om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de omgeving (zoals de inrichting van de Stationsstraat, het Stationsplein Oost, de aanlanding van de Rabobrug en de eisen met betrekking tot beheer en bewaking) is naar een hoge mate van flexibiliteit in het ontwerp gestreefd. Een rechtstreekse verbinding met de Rabobrug blijft mogelijk. Voor een verbinding met de OV-terminal wordt gedacht aan een luie trap. Het gebouw is vormgegeven als metalen doos van drie lagen, die op kolommen boven het busplatform zweeft. De vloeren van het gebouw hangen aan de stalen dakconstructie. De kopgevels zijn volledig van glas. De metalen schil rond het zwevende gebouw zet zich onder het gebouw voort als plafond van het busplatform. De dynamiek in het gebouw uit zich in zichtbare hellingbanen (tapis roulants). Deze landen aan langs de Stationsstraat en verbinden de verdiepingen in de lengterichting van het gebouw. Vides zorgen voor voldoende lichtinval. Vanwege de brandveiligheid is een vide in de onderste vloer ten behoeve van het busplatform vooralsnog niet mogelijk, alternatieven worden bestudeerd. Glazen schermen verhinderen informele, onveilige routes tussen de Stationsstraat en het busplatform. Ten behoeve van de afsluitbaarheid van de hellingbanen, wordt het glasscherm bij de toegangen daarvan voortgezet.

Conclusie
De commissie vindt het lastig zich een goed beeld te vormen van het voorstel gezien het stadium waarin het voorlopig ontwerp zich bevindt. De toelichting van de architect geeft een genuanceerder beeld en het is van belang dat beeld waar te maken. Compositorisch zou het ontwerp verder verduidelijkt moeten worden. Het is de vraag of met glazen kopgevels de beoogde transparantie wordt bereikt. Hierbij wordt opgemerkt dat het te overwegen valt de materialisatie om te keren: geparkeerde fietsen zijn niet boeiend of mooi terwijl zicht op de overzichtelijke constructie en de transportroutes met de geavanceerde tapis roulants wel een aantrekkelijk beeld op kan leveren. Dus een metalen huid op de koppen die de geparkeerde fietsen camoufleert en een glazen gevel die zicht biedt op de levendige ‘machine’. De commissie maakt zich grote zorgen over het maaiveld. De aanlanding van het gebouw en de noodzakelijke afsluitbaarheid van de hellingbanen moeten als integraal onderdeel van het gebouw worden benaderd en niet als onderdeel van de openbare ruimte. Hierbij moeten ook de glazen afscheiding langs en het plafond van het busplatform betrokken worden. De aansluitingen op de OV-terminal en de Rabobrug dienen tevens integraal onderdeel van het plan zijn. Vroege besluitvorming omtrent beheer en bewaking is wenselijk, opdat ook dit in het ontwerp kan worden meegenomen. Geconstateerd wordt dat er vele onduidelijkheden zijn over het totale functioneren van de begane grondzone en rol/plaatsing van het gebouw hierin. Een groot aantal antwoorden hierop is noodzakelijk om het maaiveld goed te kunnen ontwerpen. De commissie wacht de ontwikkelingen af.

Reageer