Smids: Muziekpaleis wordt bijzonder

In door HBReageer op dit artikel


Hier volgt het interview dat Ton van den Berg had met de eerste directeur van Muziekcentrum Vredenburg, gisteren in Ons Utrecht.

‘Utrecht krijgt met Muziekpaleis iets heel bijzonders

Journalist Ton van den Berg praat wekelijks met bekende en onbekende Utrechters in stad en regio. Dit keer met Peter Smids (68) die tot en met 2001 de eerste directeur was van Muziekcentrum Vredenburg en in 1990 al aan de basis stond van het nieuwe Muziekpaleis.

Nu de eerste paal, of damwand eigenlijk, is geslagen is er bij Peter Smids weer enthousiasme over het in 2013 te openen Muziekpaleis. “Ik geloof er heilig in,” zegt de oud-directeur van Muziekcentrum Vredenburg, “Er wordt door critici gezegd dat het een megalomaan project is, maar dat vonden ze van het Muziekcentrum in het begin ook. Onzin, zo’n nieuw gebouw met vijf podia in de binnenstad, dicht bij het station en de parkeergarages kan niet misgaan. En als er dan ook een goede organisatie op zit met programmeurs die hun vak verstaan wordt het een gigantisch succes. Dit gaat echt grote bezoekersaantallen trekken. Utrecht krijgt iets heel bijzonders. Nergens heb je dat, dat je op één plek vijf podia hebt met allerlei muziekgenres. Dat is uniek.”

In 2001 had Smids uiteindelijk alle geloof in de toekomst van een nieuw Muziekpaleis (aanvankelijk een werktitel die door Smids is geïntroduceerd, en inmiddels al twintig jaar meegaat) verloren en stapte op. “Ik was al twaalf jaar bezig met plannen maken voor een renovatie en uitbreiding van het Muziekcentrum. Het was sleuren en trekken. Ik had genoeg van die traagheid in de besluitvorming en de desinteresse bij de politici. Het ging me veel te lang duren.”

Aan zijn tafel thuis rekent Smids uit: “Ik ben er denk ik in 1990 over begonnen en nu is dan de eerste paal geslagen. We zijn dus 20 jaar verder.”
Het is niet nieuw, die traagheid. In 1955 betrok het Utrechts Symfonie Orkest een provisorische houten concertzaal, Tivoli, op het Lepelenburg, omdat de oorspronkelijke concertzaal aan de Kruisstraat te bouwvallig en te gevaarlijk was geworden. Pas in 1966 werd het Vredenburg aangewezen als locatie voor de nieuwe concertzaal, en na tien jaar oeverloos vergaderen en protesteren kon de bouw in de zomer van 1976 eindelijk beginnen.
Gelukkig hoefde Smids dat niet allemaal mee te maken. Hij kreeg de functie van directeur in 1976. “Ik heb de bouw van Vredenburg compleet meegemaakt,” zegt hij. “Daarom heb ik het nooit kunnen ervaren zoals iemand die er voor het eerst binnenloopt.”
Smids herinnert zich dat met het ontwerp van architect Herman Hertzberger een drempelverlagend en innovatief gebouw werd neergezet. De achthoekige zaal rond het podium, zodat iedereen goed zicht had, was revolutionair. Daarnaast moest het pand een open en toegankelijke indruk maken

Al snel na de opening van het Muziekcentrum moest Smids echter ingrijpen. “Vanuit de zaal keek je ook de foyers in. Alles moest visueel open zijn, vond Hertzberger. Maar tijdens een concert zag je door die ramen heen de buffetmedewerkers druk aan het werk. Dat kon echt niet. We hebben al die ramen, na overleg met Hertzberger, met luiken dichtgemaakt. Een concertzaal hoort donker te zijn, dat is toch wel een theaterwet.”
Wat de grote concertzaal zelf betreft is Smids blij dat die blijft bestaan. “Ik heb in een dom ogenblik, vlak na de Bijlmerramp, tegen de krant gezegd dat er wat mij betreft een vliegtuig op die zaal mocht vallen en dat we helemaal opnieuw zouden moeten beginnen. Ik sta er nu ambivalenter tegenover. De zaal is toch wel heel bijzonder. Dat ritme en het lijnenspel in het interieur en die verspringingen in het plafond zijn door Hertzberger toch wel heel ingenieus bedacht. Als ik me wel eens verveelde bij een concert begon ik om me heen te kijken, en dan kon je altijd weer genieten van alle architectonische grappen en grollen die de architect zo kwistig heeft rondgestrooid.”

Maar de architectonische dolletjes waren ook principes en dogma’s die in de praktijk voor veel ‘onvolmaaktheden’ zorgden. “Het was voor het personeel en publiek soms een ramp al die gangetjes en niveauverschillen. Je kon je daardoor ook moeilijk oriënteren. Hertzberger heeft dat later nog opgelost met bustes van componisten en artiesten. Mensen spraken dan af bij de buste van Mozart, Brahms of Billie Holiday.”
Ernstiger aan de onvolmaaktheden was dat de omgeving van het Muziekcentrum door zijn situering, ingebed in Hoog Catharijne, een verzamelplek werd voor zwervers en junks. “Het was een junkenparadijs rond het Muziekcentrum”, zegt Smids.

Nadat rond 1988 de eerste plannen voor de herbouw van Hoog Catharijne werden besproken besloot Smids dat het Muziekcentrum ook deel moest gaan uitmaken van deze grootscheepse renovatieplannen. “Dit was een kans om de onvolmaaktheden van het oorspronkelijke Muziekcentrum op te heffen. Maar ook een unieke mogelijkheid om de SJU (Stichting Jazz en Geimproviseerde Muziek Utrecht, red.) en de popzaal Tivoli erbij te betrekken, omdat die allebei te maken hadden met huisvestingsproblemen. Bovendien zou zo’n Muziekpaleis voor samenwerking en kruisbestuiving tussen de verschillende muziekgenres kunnen zorgen.”
Smids heeft nog met Tivoli om de tafel gezeten voordat hij in 2001 vertrok. “Daar werden binnen Vredenburg de wenkbrauwen toch wel even over gefronst, want Tivoli was een organisatie met een heel andere cultuur, werd er gezegd. Maar ik was het daar niet mee eens. We hadden als Vredenburg laten zien met alle muziekculturen om te kunnen gaan. De ene avond stonden de Stones bij ons op het podium en was het een popzaal en de andere avond was het met het Concertgebouworkest een tempel voor klassieke muziek.”

Dat er nu zoveel gedoe is over de samenwerking tussen Vredenburg, SJU en Tivoli verbaast Smids. “Ik denk dat het te maken heeft met een zwak optreden van de wethouders die hebben gekozen voor een stichting met rare, onevenwichtige machtsverhoudingen en bestuurders die nog directe contacten hebben met de bloedgroepen. Zo kun je nooit integreren. Wat het Muziekpaleis nodig heeft zijn bestuurders die zonder last of ruggespraak een hele nieuwe organisatie op de rails gaan zetten. Als er drie afzonderlijke koninkrijkjes de dienst gaan uitmaken in het Muziekpaleis, dan blijft het een (bezienswaardig) complex met vijf zalen, maar het wordt nooit een echt Muziekpaleis. De programmeurs en de rest van de medewerkers zullen binnen een nieuwe geïntegreerde organisatie hun werk moeten doen. Dan pas kan er van crossover en kruisbestuiving iets terecht komen. Dan pas wordt er recht gedaan aan het unieke concept van het Muziekpaleis. Bovendien kan er dan ook veel efficiënter – en ook goedkoper – gewerkt worden.”

[Bron tekst en foto: Ton van den Berg, Ons Utrecht. Met dank!]

Reageer