Voor de lezers die vooral het grote plaatje interesseert, hier een long read. Het is het verslag van het Aorta-stadsgesprek over het stationsgebied. Aandacht voor de kwaliteit van stedelijke samenhang, de architectuur, procesvoering en betrokkenheid van professionals, burgers en private initiatieven.
We willen daaruit een paar stukken citeren.
Uit de conclusie bijvoorbeeld:
Hoe er vorm wordt gegeven aan de ontwikkeling en uitvoering is in deze tijd niet meer iets van bestuurders en professionals alleen. Juist in het hier gekozen proces van stap-voor-stap-ontwikkeling zou een constante en vanzelfsprekende betrokkenheid van de stadsbewoners moeten zijn gewaarborgd in het proces. Een dialoog met alle betrokkenen zou ongetwijfeld de kwaliteit van de projecten ten goede komen. Hiervoor is echter meer nodig dan een communicatie-offensief richting de stad. Het betrekken van burgers en bewoners vraagt om te beginnen oprechte betrokkenheid bij makers en professionals. Kwaliteitsborging die in een werkatelier plaats vindt is zeker essentieel in het voeden en bijsturen van ontwerpers, maar er zou ook verder moeten worden gekeken naar andere vormen van kwaliteitsborging waarbij niet-professionals zijn betrokken.
Het Atelier Stedenbouw speelt een grote rol bij de initiële beoordeling van plannen en ontwerpen, maar doet zijn werk onzichtbaar voor de buitenwacht:
Meerdere mensen zeggen de beide supervisoren die de kern vormen van het team dat de kwaliteit bewaakt, het Atelier-Stedenbouw niet te kennen. ‘Ik weet niet hoe de kwaliteit wordt bewaakt.’ Ook vanuit de politiek is dit een zorg.
Bert Dirrix van het Atelier Stedenbouw:
‘Ik houd er niet van om te zeggen hoe het eruit moet gaan zien. Interessanter is het aansturen om mensen te zelfde taal te laten spreken. We willen in het atelier niet een concept ergens boven plaatsen maar kijken wat het oplevert om met elkaar in gesprek te gaan.’ Die discussies worden nu vooral binnenskamers gevoerd, en zouden wel meer in de openbaarheid mogen plaatsvinden, erkent Dirrix.
Over de schaal en de menselijke maat:
Een andere zorg is de maat en schaal van de plannen. Is er wel ruimte voor kleinschaligheid? Dit is juist één van de meest urgente opgaven van de nieuwe tijd. Is er ruimte om de plannen op een kleinschalige manier in te vullen? Daarmee kan ruimte worden geboden aan diversiteit, een belangrijke kwaliteit van de binnenstad. Een angstwekkend voorbeeld dat wordt genoemd is het nieuwe Stadshart van Almere, dat niet door de stad wordt omarmd en kampt met leegstand. ‘De vraag voor het Utrechtse Stationsgebied is ook of er wel menselijke maat in zit.’ Maar ook in de tijd zou er ruimte moeten zijn voor veranderend gebruik en veranderende functies. Voor architect Wouter Zaaijer is het nieuwe plan voor HC vele malen elastischer dan het oude HC en is het in die zin echt een plan met toekomstwaarde.
Over de betrokkenheid van burger en ondernemer:
Waar zijn eigenlijk de ondernemers die opstaan en iets willen in het gebied? Is er alleen ruimte voor de Corio’s of kunnen mensen ook nog initiatieven nemen in het gebied? Naast ontwerpen zouden architecten mensen kunnen verleiden, mensen uitdagen om wat te gaan doen in het gebied. Dat vraagt echter ook wat van de gemeente, die moet meedenken en volhouden zodat ook dingen die op het eerste gezicht niet haalbaar leken, mogelijk worden. ‘Er moet iets ontstaan tussen stad en ondernemer die iets wil.’
Over de stadskamer:
De Stadskamer moet een overdekt binnenstadsplein worden waar informeel gebruik mogelijk is. Maar de ‘mooie plaatjes’ schrikken mensen wellicht af om zelf aan te kloppen met een initiatief. Mensen vragen zich wellicht zelfs af of hier ruimte is voor zoiets simpels als het laten spelen van kinderen.